Verbinding
Selecteer
>
Instellingen
>
Telefooninst.
>
Verbinding
en kies een van de
volgende opties:
Bluetooth
- Hiermee kunt u Bluetooth-technologie in- of uitschakelen, en
Bluetooth-instellingen bewerken. Zie ’Instellingen voor Bluetooth-verbindingen’
op pag. 78.
USB
- Hiermee kunt u USB-instellingen bewerken. Zie ’USB-verbinding’ op
pag. 79.
Bestemmingen
- Hiermee kunt u de verbindingsmethoden definiëren die worden
gebruikt om een bepaalde bestemming te bereiken.
Packet-ggvns
- Hiermee kunt u de instellingen voor packet-gegevens selecteren.
De packet-gegevensinstellingen gelden voor alle toegangspunten waarvoor een
packet-gegevensverbinding wordt gebruikt.
• Selecteer
Packet-ggvnsverb.
>
Autom. bij signaal
als u het apparaat in een
packet-gegevensnetwerk wilt registreren zodra u zich binnen het bereik
bevindt van een netwerk met ondersteuning voor packet-gegevens. Als
u
Wanneer nodig
selecteert, wordt packet-gegevensverbinding alleen
gebruikt als u een toepassing of functie start die deze nodig heeft.
• Selecteer
Toegangspunt
om de naam van het toegangspunt in te stellen
waarmee uw telefoon als modem bij de computer kan worden gebruikt.
Gegev.oproep
- Hiermee kunt u de online tijd voor een gegevensoproepverbinding
instellen. De instellingen voor gegevensoproepen gelden voor alle toegangspunten
waarvoor een GSM-gegevensoproep wordt gebruikt.
Video delen
- Hiermee stelt u de instellingen van uw SIP-profiel handmatig in.
Zie ’Instellingen Video delen’ op pag. 28.
Presence
(netwerkdienst) - Hiermee kunt u de aanwezigheidsinstellingen
weergeven en bewerken. Verbindingstoepassingen zoals Push to Talk maken
gebruik van de aanwezigheidsinstellingen. Deze instellingen kunt u krijgen bij
uw serviceprovider.
SIP-instellingen
- Hiermee kunt u SIP-profielen (Session Initiation Protocol)
bekijken en bewerken. Zie ’Video delen’ op pag. 27.
XDM-profiel
- Hiermee kunt u een XDM-profiel maken of bewerken. Instellingen
zijn voor communicatietoepassingen zoals aanwezigheid en Push to Talk. Hiermee
kan de serviceprovider toegang krijgen tot bepaalde gebruikersinformatie die in de
netwerkservers wordt opgeslagen, maar wordt beheerd door de gebruiker,
71
G e g e v e n s b e h e e r
bijvoorbeeld Push to Talk-groepen. Deze instellingen kunt u krijgen bij uw
serviceprovider. Zie ’Configuratie-instellingen’ op pag. 12.
Configuraties
- Hiermee kunt u configuratiecontexten weergeven en verwijderen.
Voor bepaalde functies, zoals het bekijken van webpagina's en het uitwisselen
van multimediaberichten, kunnen configuratie-instellingen nodig zijn. Deze
instellingen kunt u krijgen bij uw serviceprovider. Zie ’Configuratie-instellingen’
op pag. 12.
Tgpt.namen bhr.
- Hiermee kunt u het gebruik van toegangspunten voor packet-
gegevens beperken. Deze instelling is alleen beschikbaar als uw SIM-kaart de
dienst ondersteunt. U hebt de PIN2-code nodig om de instellingen te kunnen
wijzigen.