Kompas
Het apparaat heeft een magnetisch kompas.
Het kompas moet altijd juist zijn gekalibreerd. Door
elektromagnetische velden, grote metalen objecten, andere externe
omstandigheden en het openen en sluiten van de cover kan het kompas minder
nauwkeurig worden. Vertrouw nooit alleen op het kompas van het apparaat.
43
P o s i t i o n e r i n g
Als u het kompas wilt inschakelen en uw
huidige positie wilt proberen te vinden,
drukt u op de navigatortoets. Als de cirkel
rond het kompas rood is, is het kompas
niet gekalibreerd. Als u het kompas wilt
kalibreren, draait u het apparaat langs
alle assen met uw pols in een doorlopende
beweging totdat de cirkel groen is.
Wanneer u het apparaat draait, dient
u ervoor te zorgen dat het scherm van het apparaat even naar de grond is gericht.
Als de cirkel geel is, is de nauwkeurigheid van de kalibratie onvoldoende en moet
u het apparaat blijven draaien. Wanneer het kompas is ingeschakeld en de cirkel
rond het kompas groen is, wordt de kaartweergave automatisch ingeschakeld
overeenkomstig de richting waarheen de bovenzijde van het apparaat wijst.
Als u het kompas wilt in- of uitschakelen, selecteert u
Opties
>
Instrumenten
>
Kompas inschakelen
of
Kompas uitschakelen
. Wanneer u het kompas niet
gebruikt, is de cirkel rond het kompas wit en wordt de kaartweergave niet
automatisch ingeschakeld.